Klein maar fijn? Het gebruik van en de waardering voor microwoningen door jonge eenpersoonshuishoudens in Amsterdam
Iris Wolf
Samenvatting
Deze scriptie bevat het onderzoek naar het gebruik van en de waarderingen voor microwoningen van jonge eenpersoonshuishoudens in de gemeente Amsterdam. De woningmarkt in Amsterdam is oververhit, huurprijzen stijgen en het lijkt soms onmogelijk om nog een woning te kunnen bemachtigen. Zeker voor een alleenstaande zonder vermogen lijkt het steeds moeilijker te worden om nog een woning binnen de stadsgrenzen te vinden. Een oplossing die steeds meer aan populariteit wint, is de microwoning. Dit is een ruimte tussen de 18 en 40m2 die specifiek bedoeld is voor eenpersoonshuishoudens met een eigen voordeur, badkamer en keuken.
Middels een analyse van het beleid van de gemeente Amsterdam en lokale woningcorporaties is de huidige toepassing van de microwoning in Amsterdam onderzocht. De gemeente moedigt de bouw van microwoningen aan om een kans te bieden aan alleenstaanden met een laag of middeninkomen. Woningcorporaties volgen dit beleid door meer microwoningen in de stad te plannen. Met drie GIS-kaarten is gekeken naar de geografische verdeling en patronen van de huidige microwoningcomplexen in Amsterdam. Als resultaat hiervan zien we dat de meeste complexen zich in stadsdelen Oost en West bevinden, dicht bij de ring. Deze complexen bevatten gemiddeld meer dan 200 woningen. Verder zijn de specificaties van 43 microwoningcomplexen geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de huurprijzen en oppervlakten van de woningen vrij dicht bij elkaar liggen, ook blijkt hieruit dat het aantal gebouwde complexen de afgelopen tien jaar exponentieel is gegroeid. Middels interviews met vijftien microwoningbewoners is gekeken naar het gebruik van en de waarderingen voor de microwoning en de gemeenschappelijke ruimtes die daar eventueel aanwezig zijn. De getranscribeerde interviews zijn verwerkt middels het coderingsprogramma ATLAS.ti.
Uit de gesprekken blijkt dat de respondenten blij zijn met hun microwoning. Beschikbaarheid, locatie en het alleen kunnen wonen worden als grootste pluspunten gezien. Dit sluit goed aan bij de bevindingen van het onderzoek van Emma Clinton uit 2019 over motivaties voor het bewonen van microwoningen in Australië. Ook zij noemde deze drie pluspunten als motivators om naar een microwoning te verhuizen. Er zijn echter ook wensen ten aanzien van de microwoning. Zo zou een grote groep respondenten graag een aparte slaapkamer willen en missen zij een privé-buitenruimte. Ondanks deze wensen hebben de respondenten over het algemeen niet de intentie te verhuizen. Zij zijn blij om een woning in Amsterdam te hebben, eventuele op- en aanmerkingen over de woning staan op een tweede plan. Het relatief kleine oppervlakte wordt niet als nadeel ervaren. Bij de verwerving van de woning was deze tendens al aanwezig; toen respondenten op zoek waren naar een woning werd oppervlakte niet als belangrijk gezien.
Er is in dit onderzoek ook gekeken naar de invloed van gemeenschappelijke ruimtes in microwoningcomplexen op de woonervaringen van respondenten. Gemeenschappelijke ruimtes in microwoningcomplexen worden in het algemeen ervaren als toegevoegde waarde. In de complexen waar geen sociale gedeelde ruimtes (ruimtes voor het leggen van sociale contacten met buren) aanwezig zijn, geven respondenten aan hier wel behoefte aan te hebben. Zij vinden het jammer dat ze hun buren niet goed kennen. Voornamelijk met de reden dat zij behoefte hebben aan sociaal contact binnen hun woongebouw. Bewoners die wonen in een complex waar wél sociale gemeenschappelijke ruimtes aanwezig zijn, zijn blij met de ruimtes. Als we kijken naar het daadwerkelijke gebruik van de ruimtes, zien we dat er beperkt gebruik van gemaakt wordt. De redenen dat respondenten geen gebruikmaken van de sociale gemeenschappelijke ruimtes zijn het hebben van te weinig tijd, de activiteiten niet leuk vinden of te veel onbekenden personen voor de respondenten. Het lijkt alsof de drempel om de sociale gemeenschappelijke ruimte daadwerkelijk te gebruiken hoog is.
Als aanbeveling voortkomend uit dit onderzoek moet er bij de toekomstige ontwikkeling van microwoningen voornamelijk goed gekeken worden naar de locatie van de te bouwen woningen. Verder is het wellicht mogelijk om binnen de beperkte ruimte van de microwoning een tweede kamer te realiseren en een balkonnetje te bouwen om de tevredenheid van bewoners verder te verhogen. Vervolgonderzoek zou kunnen gaan over ouderen en klein wonen of over de mogelijke stappen na de microwoning.