Kamerbewoning in Den Haag - Evaluatie - vervolgmeting 2019
Samenvatting
In de Nota Voorraadbeleid 2015 heeft de gemeente Den Haag het beleid voor kamerbewoning verruimd. Sinds die tijd is kamerbewoning tot en met drie personen per woning zonder vergunning toegestaan. Voor kamerbewoning met vier personen of meer per woning is een vergunning verplicht. Deze vergunning wordt in een deel van de Haagse wijken niet verleend. Dat geldt voor de in de Nota aangewezen kwetsbare gebieden, met het oog op de leefbaarheid in die buurten, en het geldt daarnaast (sinds maart 2020) in een aantal wijken met een goedkope woningvoorraad, om de betaalbaarheid van woningen te bevorderen.
In 2017 is een eerste evaluatie van dit beleid uitgevoerd. Dit rapport beschrijft een vervolg-meting van de situatie in 2019.
Toename kamerbewoning
Uit het onderzoek blijkt dat het aantal adressen waar kamerbewoning plaatsvindt in de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Dat blijkt zowel uit het aantal verleende vergunningen als uit een op cijfers van het CBS over het aantal huishoudens per woning gebaseerde ana-lyse. Volgens CBS-data is er in 2019 op 18.900 adressen in Den Haag sprake van kamerbewoning. Op een ruime helft daarvan, 9.700 adressen, is sprake van kamerbewoning door vier of meer personen. Een kanttekening daarbij is dat niet al deze situaties gelijk zijn; voor een deel zijn het verhuurders die een pand aankopen en in de vorm van kamers verhuren, maar het gaat ook om gezinnen die één kamer in hun eigen woning verhuren.
Vooral in goedkope voorraad, voor studenten en tijdelijke arbeidsmigranten
Kamerbewoning vindt vooral plaats in de wijken met een goedkope woningvoorraad. Vaak gaat het vooral om woningen die in vergelijking met de rest van de wijk relatief groot zijn. Het vaakst komt kamerbewoning voor bij huurwoningen van particuliere verhuurders, maar ook in corporatiewoningen en koopwoningen vindt kamerbewoning plaats. Bewoners van kamers zijn vaak jong, met een laag inkomen, en in veel gevallen student. Daarnaast is er een groep tijdelijke arbeidsmigranten die relatief vaak een kamer bewoont.
Meer kamerbewoning in wijken met slechtere leefbaarheid
Er wordt vaker melding gemaakt van overlast bij woningen met vergunde kamerbewoning dan bij woningen waarbij daar geen sprake van is. Ook is er een statistisch verband tussen de leefbaarheid van wijken en kleinere gebieden en het aantal adressen met kamerbewo-ning: kamerbewoning vindt meer plaats in wijken waar mensen het minder prettig wonen vinden. Nadere analyses van die cijfers suggereren echter dat het verband niet zo is dat ka-merbewoning de oorzaak is van een minder prettige wijk, maar dat minder prettige wijken kamerbewoning aantrekken.
Betere woonkwaliteit dankzij vergunningstelsel
Uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat de vergunningplicht in het beleid de gemeente meer grip geeft op kamerbewoning. Het beleid wordt ook door verhuurders onderschreven. Door de verplichte vergunning komen er in de vergunde woningen voor kamerbewoning minder misstanden voor.
Op grond van het onderzoek is een aantal suggesties gedaan voor aanpassing van het beleid. De druk op de woningmarkt zorgt voor een toename van kamerbewoning die, gezien de toename in de afgelopen jaren, met handhaving alleen moeilijk tegen te gaan is. Verbeterde handhaving door vergroting van de handhavingscapaciteit en effectiever inzetten van instrumenten kan wellicht bijdragen aan een oplossing, maar neemt de behoefte aan woonruimte niet weg. Iedere oplossing moet daarom ook bestaan uit het bieden van alternatieven voor de grote groep bewoners die vaak op korte termijn en soms voor een relatief korte periode betaalbare huisvesting zoekt. Daarbij moet ervoor gewaakt worden dat kamerbewoning niet te veel ten koste van de betaalbare woningvoorraad gaat. Tot slot is het de vraag of de eenvoud van het beleid, dat bij kamerbewoning alleen kijkt naar het aantal personen dat op het adres woonachtig is, recht doet aan de verschillende situaties van kamerbewoning die in de praktijk vaak voorkomen.